Meta
Deutsch francais english Keperbinding en afleidingen
Home > Bindingen > Keperbinding

1. Keperbinding

Keperbinding is de tweede hoofdbinding. Deze binding kenmerkt zich door diagonaal lopende lijnen over de stof: de keperlijnen. Deze lijnen worden gevormd door de kettingpunten in een inslagkeper of door de inslagpunten in een kettingkeper.
Als ketting- en inslagdichtheid gelijk zijn, zullen de keperlijnen in een hoek van 45° t.o.v. de inslag lopen. Bij een grotere kettingdichtheid zal de hoek groter zijn, bij een grotere inslagdichtheid zal de hoek kleiner zijn.
Keperbinding geeft een soepeler stof dan linnenbinding: keper heeft immers minder verbindingen tussen ketting en inslag. Daarom zal de dichtheid van de draden in een keper meestal groter zijn.
De rechte en averechte zijden van het weefsel zijn dikwijls verschillend. Alleen bij een gelijkzijdige keper zijn deze hetzelfde.
Gebruik: jeans, kostuumstof, vele kledingsstoffen gordijnstoffen, kasjmiersjaals






Keperbinding is een hoofdbinding waarbij elk bindingspunt voor elke opeenvolgende inslagdraad, telkens één kettingdraad verplaatst wordt in dezelfde richting: het verplaatsingscijfer (spronggetal) is 1.


De kleinste keper is de keper 3. Het rapportgetal is 3: dwz het rapport wordt gevormd door 3 kettingdraden en 3 inslagdraden.
Links is een keper 3 getekend waarbij de inslag meer bovenwerkt dan de ketting. Men noemt dit een inslagkeper. Als we een kettingdraad volgen, dan zien we dat die over 1 inslagdraad loopt, onder 2 inslagdraden, over 1, onder 2 ... Daarom noemen we deze keper ook keper 1/2 (1 op, 2 onder).
Op de averechte zijde (tekening rechts) zal vooral de ketting zichtbaar zijn: een kettingkeper. Hierbij gaat de kettingdraad over 2 inslagen, onder 1.

De meest gebruikte keper is de keper 4. Die heeft dus een rapportgetal van 4: het rapport telt 4 kettingdraden en 4 inslagdraden.
Om deze keper te weven hebben we 4 schachten nodig. We hebben steeds evenveel schachten nodig als het rapportgetal van de keper. Dus voor keper 3 hebben we 3 schachten nodig, voor keper 5, 5 schachten ...
Hieronder staat de inslagkeper 4, de gelijkzijdige keper 4 en de kettingkeper 4. De gelijkzijdige keper ziet er aan beide zijden hetzelfde uit. De keperlijn bestaat hier uit kettingdraden die over 2 inslagen vlotten.

2. Versterkte keper

We kunnen de keperlijnen verbreden. Hierboven zie je al zo'n keper: gelijkzijdige keper 4.
Bij kepers met een groter rapportgetal, kunnen we keperlijnen bijzetten.
Bijvoorbeeld een keper 6 waar we een keperlijn bijzetten naast de oorspronkelijke met een lijn inslagpunten er tussenin. We kunnen dat met een formule weergeven: keper 1/1/1/3. De som van de cijfers van die formule geeft het rapportgetal van die keper en dus het aantal schachten die nodig zijn.
Rechts van de keper 6, staat een foto van een meubelstof in keper 18. De formule ervan is 3/1/1/1/3/3/1/1/1/3.

3. Terugkerende keper

Bij een terugkerende keper of spitskeper keren we op een bepaald moment de keperrichting om, gewoonlijk gebeurt dit regelmatig verspreid over het weefsel zodat we een zigzag tekening krijgen.
We kunnen zowel in de hoogte van de stof terugkeren als in de breedte.
Terugkeren in de hoogte doen we door de betrapping te laten terugkeren, de doorhaling blijft dan opeenvolgend. Bij terugkeren in de breedte zal de doorhaling ook een zigzag aspect hebben: terugkerende doorhaling of spitsrijging.

4. Gebroken keper

Wanneer we de keperlijn op een bepaalde plaats laten verspringen spreken we van breken. Waar de keperlijn breekt, is het verplaatsingscijfer niet gelijk aan 1, maar gewoonlijk gelijk aan de helft van het schachtgetal (= rapportgetal van de basiskeper waarvan we vertrekken).
Na het breken kunnen we de keperrichting omdraaien, of we kunnen ze in dezelfde richting laten voortlopen.
Het mooist is wanneer we langs weerszijden van de breeklijn zoveel mogelijk tegengestelde effecten bekomen, zodat er een duidelijke afsnijding is. Daarom zal dikwijls met een gelijkzijdige keper gewerkt worden, waarbij we een perfecte afsnijding hebben.
Bv. keper 2/2 breken en terugkeren na 8 kettingdraden

Hieronder staat een voorbeeld van een keper6 die breekt na 8 kettingdraden (maar de keperrichting loopt gewoon door).
We kunnen ook breken door de betrapping aan te passen. Zie het voorbeeld er naast: keper4 die breekt na 6 inslagen waarbij soms wel en soms niet de keperrichting verandert.

5. Ruitvormige keper

Andere namen zijn puioog, ganzeoog, kraanoog, overhoeksruit, chinese ruit, mozaiekbinding, oogjesbinding.
Men bekomt ruitvormige keper door een keper tegelijkertijd in ketting- en in inslagzin te laten terugkeren.
bv. keper 2/2 terugkeren na 6 kettingdraden en 6 inslagdraden

Diamantbinding is een variante op de ruitvormige keper. Waar we bij de ruitkeper gewoon terugkeren, gaan we bij de diamantbinding de keperlijn breken bij het terugkeren.
bv. keper 2/2 breken en terugkeren en breken na 8 draden en 8 inslagen
De foto's laten ruitkepers zien die maar in 1 richting breken.

6. Fantasie kepers

Met ruitvormige kepers kunnen we veel kanten uit.
We kunnen een ruitvormige keper met een wisselend aantal draden laten terugkeren.
Oppassen met te kort terugkeren, dat kan leiden tot lange vlottende draden.
De mogelijkheden zijn vrijwel onbeperkt. Maar niet alles wat op papier mooi oogt, zal het geweven ook zijn. Draden kunnen soms onder elkaar schuiven waardoor het beoogde effect verloren gaat.
De bindingstekeningen hieronder laten wat mogelijkheden zien.
Hier is een meergraatskeper 6 (2/1/1/2: 2 op, 1 onder, 1 op, 2 onder) getekend, die terugkeert na 8, na 4, na 4 en na 8 kettingdraden.
De tweede tekening toont hetzelfde voor een meervoudige aanbinding. Dat wil zeggen dat elke trapper met verschillende schachten is verbonden, en dat we voor elke inslag maar op 1 trapper moeten duwen. Het schema voor de aanbinding van trappers met schachten is dan eigenlijk ... het rapport van de keper die we als basis nemen.
Op die manier kunnen we makkelijk de betrapping veranderen (tekening 3), of de basiskeper veranderen (tekening 4: keper 3/3).
Tekening 5 toont een voorbeeld met een keper 8, en tekening 6 toont een voorbeeld met een keper 10.



Een gepunte keper is een specifieke fantasie ruitkeper waarbij we met een terugkerende doorhaling (na 1 of 2 rapporten) werken. In de betrapping keren we terug volgens het principe: een grote stap vooruit, een kleinere stap terug ... zodat we zigzagsgewijze naar een punt toe gaan.
Hierboven rechts zie je zo'n voorbeeld, keper8 terugkeren na 8 kettingdraden terugkeren na 5 en 4 inslagdraden.
Zorg ervoor dat je geen te lange kettingvlotters krijgt: d.w.z. in de hoogte moet je terugkeren na een aantal inslagdraden dat minstens 1 meer telt dan de langste vlotter van de basiskeper.

7. Dooreengevlochte keper

De 3 onderstaande voorbeelden zijn dooreengevlochte kepers. Bij deze kepers vlechten de keperlijnen zich door elkaar. Meestal wordt gewerkt met gelijkzijdige kepers.
Hieronder werken we met keper 2/2 en keper 1/3.

8. Keperomgroepering

Keperomgroepering bestaat erin om groepjes van 2 kettingdraden of inslagdraden om te wisselen.
Het eerste voorbeeld toont een keper8 waarbij de betrapping voor telkens 2 inslagen omgekeerd wordt.
Het tweede voorbeeld toont een keper8 waarbij in de betrapping er 2 inslagen omgekeerd worden, gevolgd door 2 inslagen die niet omgekeerd worden.

9. Golvende keper

Een gewone keper heeft een spronggetal 1, d.w.z. elk bindingspunt wordt voor elke opeenvolgende inslagdraad, telkens één kettingdraad verplaatst wordt in een bepaalde richting.
We kunnen het verplaatsingscijfer van een keper laten variëren, we beïnvloeden dan de richting van de keperlijn. Zo kunnen we de keperlijn laten golven of we kunnen zelfs cirkels bekomen.
Eerste voorbeeld: keper 3/2/1/2 waarbij het spronggetal bij de betrapping varieert (1/1/2/2/3/2/2/1/1)
Tweede voorbeeld: keper 3/2/1/2 waarbij het spronggetal bij de doorhaling varieert (1/1/1/1/0/1/1/0/1/0/0/1/0/0/1/0/1/0/1/1/1/2/2/...).
Oppassen vor te lange vlotters in ketting of inslag!

10. Diagonaal

Wanneer we een versterkte keperbinding laten verplaatsen met een vast verplaatsingscijfer groter dan 1, dan spreken we van een diagonaal.
Wanneer hierbij de som van de cijfers van de keperformule niet deelbaar is door het verplaatsingscijfer , hebben we te maken met een versterkte satijn.
bv. diagonaal 3/5 verplaatsing 2
bv. diagonaal 4/1/4/4/1/4 verplaatsing 3

11. Wafelweefsel

Het karakteristieke van de wafelbinding zijn ribben en holten.
De ribben worden gevormd door vlotters: horizontaal de inslagvlotters en vertikaal de kettingvlotters. De holten worden gevormd door een korte binding: linnenbinding.
Het bindingsschema laat zien dat deze binding is afgeleid van een ruitvormige keper met als basis een inslagkeper. Het zogenaamde wafeleffect ontstaat door afwisselend een ruit in effect inslag naast een ruit in effect ketting te tekenen. De kettingvlotters mogen de oorspronkelijke keperlijnen niet raken.
De kettingvlotters zullen naar elkaar toeschuiven, hetzelfde geldt voor de inslagvlotters. Daarbij schuiven de kleine vlotters onder de grote, die daardoor omhoog komen. De keperlijnen met de linnenbindingpunten vormen de diepte van het wafeleffect.
bv. wafelweefsel afgeleid van ruitkeper met als basis een keper 1/3