Meta
Deutsch francais english Satijnbinding en afleidingen
Home > Bindingen > Satijnbinding

1. Satijnbinding

Een andere naam is atlasbinding.
Satijnbinding is de derde hoofdbinding.
Bij deze binding raken de bindpunten elkaar niet, ze liggen regelmatig verspreid in het weefsel.
Alhoewel satijn ook een richting heeft, zien we die niet zo duidelijk als bij een keper (waar de bindpunten een duidelijke keperlijn vormen).
Verschillende weefsels in satijnbinding vertonen een glanzend effect, bv als zijde als materiaal gebruikt is. Wellicht daarom worden soms glanzende weefsels, die niet in satijnbinding geweven zijn als satijn benoemd.
Gebruik: voeringstoffen, glanzende stoffen, zijde stoffen, bij andere bindingen: lampas, damast
Waar een keperbinding een verplaatsingscijfer van 1 heeft, is dat bij een satijnbinding meer dan 1: bij een inslagsatijn zullen de bindpunten voor elke opeenvolgende inslag, 2 of meer kettingdraden verplaatst worden in dezelfde richting. Bij inslagsatijn noemen we dit verplaatsingsscijfer: het spronggetal.
Bij een kettingsatijn zullen de bindpunten voor elke opeenvolgende kettingdraad 2 of meer inslagen verplaatst worden in dezelfde richting. Bij kettingsatijn noemen we dit verplaatsingscijfer: het stijgingsgetal.
Voor het verplaatsingscijfer gelden volgende regels:
- het verplaatsingscijfer moet groter zijn dan 1 (anders hebben we een keperbinding)
- het verplaatsingscijfer mag geen gemeenschappelijke deler hebben met het rapportgetal (anders zullen sommige draden niet gebonden worden)
- het verplaatsingscijfer moet kleiner zijn dan de helft van het rapportgetal. Sommige handboeken hanteren deze regel niet, ze verplaatsen steeds van links naar rechts (bv. satijn5 met verplaatsing 3, is het spiegelbeeld van satijn5 met verplaatsing 2)

Satijn 5 is de kleinste satijn. Het verplaatsingscijfer is 2. De tekening hieronder toont de inslagsatijn, rechts ervan de averrechte zijde (kettingsatijn).
De tekening rechts toont een andere veelgebruikte satijn: satijn 8 (hier met kettingeffect).

Satijn wordt dikwijls geweven met een grote kettingdichtheid en een kleinere inslagdichtheid. De kettingsatijn is dan de rechte zijde, de dicht op elkaar liggende vlotters kunnen het glanseffect versterken (zie foto links).
De onderzijde is dan inslagsatijn, maar door de grote kettingdichtheid worden de inslagen toch kort gebonden, en zie je dus geen vlotters (zie foto midden).

2. Onregelmatige satijnbinding

Een onregelmatige satijn is een satijn waarbij het verplaattsingscijfer veranderlijk is en alle waarden, kleiner dan het rapportgetal kan aannemen.
In de praktijk wordt satijn 4 en satijn 6 gebruikt. Voor deze 2 bindingen is er geen verplaatsingscijfer dat kleiner is dan de helft van het rapportgetal en geen deler ervan. Zo moet het verplaatsingscijfer wel veranderlijk zijn.
Satijn 4 is geen echte satijn, de bindpunten raken elkaar twee aan twee. Deze binding wordt ook valse satijn, armemensensatijn, gebroken keper 4 of kruiskeper 4 genoemd. De meeste wevers hadden een getouw met slechts 4 schachten, en konden dus geen 'echte satijn' weven.

Een andere inslagsatijn 6 is er één met verplaatsingscijfer 2 maar waarbij we om de andere rij de bindpunten, 1 kettingdraad verspringen. Zo zullen de inslagvlotters afwisselend over 4 en over 6 kettingdraden vlotten.
Het rapport van de tweede mogelijke satijn6 is twee maal zo breed. Deze satijn heeft wel een richting.
De foto toont een strook kettingsatijn 6 in een linnenbinding weefsel.

3. Versterkte satijnbinding

Net zoals bij keperbinding, zijn er nog andere satijnen mogelijk dan pure kettingsatijn en inslagsatijn.
Het voorbeeld hieronder toont een satijn 8 met satijnformule 3/2/1/2.
Er is weinig verschil met een diagonaal (zie keperbinding -> Diagonaal). Hier is het rapportgetal niet deelbaar door het verplaatsingscijfer (rapportgetal 8, stijgingsgetal 3).

3. Satijn overgang

Zo kunnen we een overgang maken van inslagsatijn naar kettingsatijn. Als we dat doen in de lengte van het weefsel hebben e daar geen extra schachten voor nodig.
Bv. van een satijn 1/4 over satijn 2/3 over satijn 3/2 naar satijn 4/1. In dit voorbeeld hebben we een lichte inslag en een donkere ketting: de overgang gaat dan van onder naar boven van licht naar donker.